Vrijheid op anderhalve meter

Daan Roovers | 25 maart 2022

Filosoof Daan Roovers over de betekenis van vrijheid en hoe de coronapandemie dit beïnvloed heeft.

"Gingen jullie tijdens de oorlog eigenlijk gewoon naar school?”, vroeg ik onlangs aan mijn oude
vader.

De aanleiding voor deze vraag was een nogal praktische. Door de aangescherpte coronamaatregelen en de tijdelijke sluiting van de scholen vroeg ik me af of deze situatie zich eerder had voorgedaan in Nederland en hoe lang deze toen duurde.

Tot mijn eigen verbazing wist ik het antwoord op die vraag niet precies. Natuurlijk had ik met mijn vader, die tijdens de bezetting pal naast een militair vliegveld in het zuiden van het land woonde, regelmatig over de oorlog gesproken, maar meestal vertelde hij dan over bombardementen, over piloten en over de bevrijding. Van het dagelijks leven, de school en de mensen uit de straat wist ik niet veel. “Ja”, vertelde hij. Mijn vader ging al die jaren naar school, maar soms slechts heel beperkt. Het grootste probleem in zijn woonplaats destijds was dat de school geen gebouw meer had; dat was ingenomen door de Duitsers. Geïmproviseerd, en ondergebracht in verschillende leerfabrieken in de regio, probeerden de leraren kinderen les te geven en de school draaiende te houden. Soms niet meer dan twee dagen in de week.

WERELDOMVATTEND

Nu, een kleine tachtig jaar later, beleven we de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Regeringsleiders, waaronder Rutte en Merkel, benadrukten het afgelopen jaar met deze woordkeuze deuitzonderlijke impact van de pandemie. Bijzonder aan de coronacrisis is tegelijkertijd de wereldwijde verknoping: het gaat iedereen aan. Alle klokken staan even gelijk. De enorme crisis op wereldschaal is inmiddels doorgedrongen tot in elk detail van ons dagelijks leven. De inperkingen van onze alledaagse en vanzelfsprekende vrijheden zijn ongekend. Het was een geheel nieuwe ervaring: verlaten winkelstraten, gesloten kantoren en cafés, de dringende oproep om thuis te blijven en, tot voor kort ondenkbaar, zelfs een avondklok – een maatregel die mede vanwege de associatie met de oorlog zeer gevoelig lag. Nu er nog slechts enkelen in leven zijn die zich de Tweede Wereldoorlog actief herinneren, en het overgrote deel van de Nederlandse bevolking zelf nooit oorlog heeft gekend, is deze crisis de eerste grootschalige confrontatie met vrijheidsbeperking.

DEFINITIE VAN VRIJHEID

Voor een land waar vrijheid zo hoog in het vaandel staat als in Nederland weegt die inperking zwaar. En dat hebben we geweten. Over elke maatregel is enorm gediscussieerd en er is vaak en luidruchtig geprotesteerd. Geen wonder. Als je Nederlanders vraagt naar wat ze een belangrijke waarde vinden, noemen ze het woord ‘vrijheid’ het vaakst. We zijn er trots op en zien het als een onlosmakelijk onderdeel van onze Nederlandse identiteit, blijkt uit een recent onderzoek door het Sociaal Cultureel Planbureau in samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Maar wat betekent die vrijheid eigenlijk? Zijn we het onderling eens over wat die waarde behelst? Uit het onderzoek blijkt dat het begrip vrijheid veel verschillende invullingen heeft. Vrijheid betekent ‘Kunnen gaan en staan waar je wilt’ en ‘Je eigen keuzes kunnen maken’. Het is ‘Jezelf kunnen zijn’, en ‘Vrij zijn om te doen en om te zeggen wat je wilt’, maar ook ‘niet beperkt worden’, of, zoals mijn twee bijna-pubers zeggen: vrijheid is met rust gelaten worden. Al deze omschrijvingen behoren tot de definitie van vrijheid. Het gaat zowel om keuzevrijheid, om bewegingsvrijheid, als om meer burgerlijke vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting. Hoezeer we ook van mening verschillen: het begrip vrijheid én de discussie erover horen bij onze traditie en onze cultuur. En dat is al eeuwenlang zo.

Nederlands beroemdste filosoof, Baruch de Spinoza, zelf kind van gevluchte ouders, roemde in de zeventiende eeuw ons land vanwege diezelfde vrijheid. Spinoza gaf hoog op over hoe in de Republiek der Nederlanden de burgers in harmonie samenleven, “ook al denkt de één duidelijk het tegengestelde van wat de ander denkt”. Hoe kan dat, vroeg Spinoza zich af? Volgens hem is dat de verdienste van het ‘vrije staatsbestel’. De kern daarvan is dat de staat zich realiseert dat de vrijheid van denken en van spreken niet ingeperkt kan en mag worden. En dat de staat de burgers de ruimte geeft om zeer van elkaar te verschillen van mening, van religie of van gebruiken, maar dat de staat zélf zorg draagt dat al die burgers, ongeacht hun opvattingen, gelijk worden behandeld. Het is een delicaat evenwicht tussen vrijheid (van burgers in denken en spreken) en gelijkheid (van alle burgers ten opzichte van de staat). Het doel van de politiek is volgens Spinoza om te garanderen dat de burgers in veiligheid en vrijheid kunnen leven. De basis daarvoor ligt in een aantal noodzakelijke wetten en een onafhankelijke rechter die ervoor zorgt dat ze worden nageleefd: ‘Het doel van de staat is vrijheid’, zoals op Spinoza’s sokkel tegenover het Amsterdamse stadhuis geschreven staat. Is die vrijheid onbegrensd? Nee, want de vrijheid van andere, aan ons gelijke burgers mag niet in het gedrang komen. De veiligheid en de stabiliteit van de staat mogen ook niet op het spel komen te staan. Is vrijheid een constante? Nee, vrijheid vergt voortdurende bescherming en toetsing, onder andere door de rechter. De Republiek der Nederlanden werd gebouwd op de productieve wrijving tussen vrije meningen, op voorwaarde van onderlinge gelijkheid. Dat was en is nog steeds de basis van een vrije samenleving

NEGATIEF – POSITIEF

Hierin ligt de basis van onze vrijheid, en dat solide fundament hebben we de afgelopen eeuwen sterk uitgebouwd. Vrijheid zit diep verankerd in onze identiteit. De vrijheid om te doen en te zeggen wat je wilt is in Nederland bijkans heilig, maar nooit vanzelfsprekend. Zelfs in vredestijd is vrijheid een waarde die niet ‘gegeven’ is. Vrijheid tref je niet zomaar aan in de natuur, of ergens in de mensheid, als een ready made. Vrijheid moet je realiseren, werkelijk maken. Het betekent meer dan niet onderdrukt worden. De meest basale definitie van vrijheid is niet overheerst te worden door een bezetter, een machthebber of autoriteit. De afwezigheid van dwang wordt ook wel ‘negatieve vrijheid’ genoemd, een term van de politiek denker Isaiah Berlin. Niet hoeven te gehoorzamen aan andermans bevel of opdracht; niet gehinderd worden je mening te uiten. Maar vrij zijn betekent óók jezelf kunnen zijn, je kunnen ontplooien, een beroep kunnen kiezen of kunnen studeren. Dat noemen we ook wel ‘positieve vrijheid’: de vrijheid om je eigen leven vorm te geven. De meer basale, negatieve vrijheid is een voorwaarde voor de meer persoonlijke, positieve vrijheid.

PROPORTIONEEL EN TIJDELIJK

Wat betekent dat onderscheid voor ons leven? Nu we voor het eerst weer geconfronteerd zijn met een grootschalige vrijheidsbeperking valt op dat vooral onze bewegingsvrijheid onder druk staat. Er zijn (van bovenaf opgelegde) beperkingen aan ontmoetingen, aan reizen en hoe we dat doen: met of zonder mondkapje. Dat is een gevoelige inperking van onze eerdere, meer spontane manier van leven. De vrijheid die we als Nederlanders het sterkst verbinden met de Nederlandse cultuur is echter ongedeerd gebleven: de vrijheid van meningsuiting. We kunnen vrijelijk informatie en ppvattingen uitwisselen, elkaar en het beleid bekritiseren, nieuwe perspectieven aandragen. We hebben daartoe zelfs meer ruimte en mogelijkheden dan ooit, en we hoeven er de deur niet voor uit.

Zo lang de vrijheid van spreken en denken gepaard gaat met de principiële gelijkheid van alle burgers blijft het fundament van de vrije samenleving overeind: een samenleving die via democratische controle en in samenspraak met burgers zichzelf aanpast, corrigeert en herstelt. Dat is het cruciale verschil tussen deze crisis en een bezetting, en zet direct elke vergelijking in perspectief. De coronamaatregelen zijn pijnlijk, maar een vrije samenleving garandeert dat deze proportioneel en tijdelijk zijn, en dat dit een uitzonderingstoestand is. De steunpilaren van de vrije samenleving, waaronder de onafhankelijke rechtspraak en principiële gelijkheid, zijn fier overeind gebleven. Ook al lijkt het oppervlakkig gezien misschien niet zo, voor de vrijheid van meningsuiting is de mondkapjesplicht niet de grootste beperking; veel crucialer voor de uitwisseling van meningen is het dat de scholen open zijn en het onderwijs doorgaat. Onze positieve vrijheid, de mogelijkheid om jezelf te ontwikkelen, vraagt niet alleen om bewegingsruimte maar ook om de mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen: om financiële middelen, onderwijs en schoolgebouwen. Die middelen zijn schaars en niet gelijk verdeeld. De coronacrisis heeft de bestaande sociale ongelijkheid, de gezondheidskloof en de onderwijsachterstanden eerder vergroot dan verkleind. De consequenties daarvan zullen nog lang na-ijlen; de gevolgen van een crisis laten zich pas goed zien in de nasleep. De economische en sociale ontwrichting zijn niet met een of twee kwartalen hersteld. Dat vergt tijd.

Gelijke kansen

In het jaar van de bevrijding ging mijn vader naar de eerste klas van de middelbare school. De eindexamenleerlingen van dat jaar kregen, volgens Koninklijk Besluit, hun diploma zonder hun examen af te leggen. De kinderen hadden in de jaren weliswaar veel gemist op school, maar tegenover het tekort aan opgedane schoolkennis stond ‘de grotere levenservaring van deze leerlingen’, zo luidt de toelichting bij het Besluit. Hoe het langdurige thuisblijven op de generatie jongeren van nu uitpakt, is nog gissen. De schade lijkt in elk geval niet eerlijk verdeeld: kwetsbare kinderen bouwen een nog grotere achterstand op. Prioriteit voor de komende jaren is dat het gat dat de afgelopen maanden is geslagen de bestaande ongelijkheid niet vergroot. Dat is de uiteindelijke test voor de weerbaarheid van onze democratie. Verschillen zullen er blijven, maar voor een vrije samenleving is het hebben van gelijke kansen voor alle mensen een van de belangrijkste pijlers Vrijheid – we wisten het al, maar het is het afgelopen jaar opnieuw duidelijk geworden – is maar beperkt maakbaar. Het is kwetsbaar. Een virus kan zomaar, ten minste een jaar lang, roet in het eten gooien. En alles wat we dan inleveren moeten we stap voor stap weer terugveroveren en opnieuw opbouwen. Het fundament van de vrije samenleving is gelukkig robuust, en lijkt onaangetast. Dat is wat we ieder jaar vieren, en wat we elke dag opnieuw dienen te beschermen en te versterken.

Cookie toestemming
Om de gebruikerservaring te verbeteren gebruiken wij geanonimiseerde analytische cookies.