Democratieën staan wereldwijd onder druk. Ook in Nederland zijn er zorgen, want de ‘democratische gezindheid’ lijkt af te nemen. Dit is een verzamelterm voor kennis over democratie, een positieve houding ten aanzien van democratie én actieve deelname eraan.
Omdat het fundament voor democratische gezindheid vooral tussen de 10 tot 18 jaar wordt gelegd, wordt er vaak naar het onderwijs gekeken als sleutel om het democratisch besef van jongeren te vergroten. Maar hoe staat het precies met de democratische gezindheid van jongeren in die leeftijdscategorie? En is het onderwijs de enige manier om voor verandering te zorgen? Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ProDemos zochten het uit.
Goed nieuws
Om te beginnen: er is niet alleen slecht nieuws. Een aanzienlijke meerderheid van de adolescenten heeft namelijk een positieve basishouding ten opzichte van democratie, blijkt uit onderzoek. Jongeren steunen een aantal fundamentele democratische waarden, beschouwen democratie als de beste bestuursvorm voor een land en associëren de term democratie met positieve aspecten als vrijheid en gelijkheid. Bovendien heeft een ruime meerderheid op jonge leeftijd al de intentie om te gaan stemmen en tonen jongeren een groeiende interesse in democratische besluitvorming. Ook lijkt hun maatschappelijke betrokkenheid toe te nemen, bijvoorbeeld als het om zorgen over het klimaat gaat. Ze uiten hun betrokkenheid door van zich te laten horen op sociale media of naar demonstraties te gaan.
Zorgen
Er is helaas ook reden tot zorg. Zo lijkt de kennis over democratie onder jongeren onder de maat. Slechts 25% tot 33% van de jongeren kan een acceptabele definitie geven van het begrip democratie. Onder een acceptabele definitie wordt verstaan dat zij minimaal verwijzen naar een of meer democratische elementen zoals vrijheid, gelijkheid, meerderheidsbesluitvorming, stemmen en vertegenwoordiging, of dat zij verwijzen naar specifieke grondwettelijke rechten of documenten.
Nederlandse jongeren scoren slechter dan hun leeftijdsgenoten in de landen om ons heen. Hoewel 85% van hen vrijheid en gelijkheid als belangrijke waarden beschouwt, toont specifiek onderzoek onder Nederlandse 14-jarigen aan dat er minder steun is voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, immigranten en etnische groepen dan bij leeftijdsgenoten in vergelijkbare landen. Ook hebben ze een negatievere houding ten aanzien van de politiek, minder interesse in politiek en maatschappij en minder vertrouwen in de politiek en in politici. Ook blijkt dat Nederlandse jongeren steeds vaker een beeld van democratie ontwikkelen dat vooral op individuele vrijheid en niet zozeer op solidariteit is gericht. In toenemende mate vinden ze dat democratische besluiten genomen moeten worden op basis van ‘de meeste stemmen gelden’, niet op basis van consensus of rekening houden met minderheidsgroepen.
Verschillen in kennis
Wat betreft kennis over democratie bestaan er onder Nederlandse adolescenten aanzienlijke verschillen. Deze verschillen zijn groter dan in andere Europese landen en lijken in Nederland sterker samen te hangen met bijvoorbeeld het opleidingsniveau van een leerling. De inhoud van het burgerschapsonderwijs verschilt te veel en te vaak tussen vmbo en havo/vwo. In het vmbo richt burgerschapsonderwijs zich doorgaans meer op normconformiteit – je houden aan de in Nederland geldende wetten en regels. Op havo- en vwo-niveau krijgen leerlingen echter veel meer ruimte krijgen om kritisch te reflecteren op de samenleving.
Ook de sociaaleconomische status van de ouders speelt een rol. Leerlingen met ouders met een hogere sociaaleconomische status hebben over het algemeen meer kennis dan kinderen van ouders met een lagere sociaaleconomische status. Onderzoek toont ook aan dat de democratische kennis van adolescenten zonder migratieachtergrond groter is dan die van adolescenten met een migratieachtergrond. Bovenstaande verschillen ontstaan al vroeg, in het primair onderwijs, en lijken in de daaropvolgende jaren niet kleiner te worden. Het gevolgde onderwijs verklaart maar een deel van dit verhaal. Ook de achtergrond van jongeren en wat zij van huis meekrijgen heeft invloed op hun democratische gezindheid op latere leeftijd. Het onderwijs wordt soms gezien als hét instrument om sociale ongelijkheid, polarisatie en individualisatie te verminderen, maar de vraag is of álles op het onderwijs kan worden afgeschoven.
Fundament leggen
Natuurlijk wordt vooral tussen de 10 en 18 jaar een belangrijke basis voor democratische gezindheid gelegd. De kennis, ervaringen en kansen die jongeren in deze fase van hun leven opdoen, hebben een blijvende invloed op de ontwikkeling van hun democratische gezindheid en hun rol als democratisch burger. Burgerschapsonderwijs en vakken als Maatschappijleer en Mens & Maatschappij lijken dan ook wel degelijk bij te dragen aan de democratische gezindheid van adolescenten – hun kennisniveau over de politiek en democratie, een positieve democratische houding én democratische participatie. Tegelijkertijd zijn sociale ongelijkheid, polarisatie en individualisatie complexe vraagstukken met diverse oorzaken, waaronder economische ongelijkheid, sociaal-culturele factoren en institutionele structuren.
Het is dus onrealistisch om te verwachten dat docenten deze problemen en de gevolgen daarvan volledig kunnen oplossen. Maar ze spelen er wel een rol in.
Wat kun je als docent wel doen?
Lees hier de tips
Betrek jongeren bij de ontwikkeling van de burgerschapsopdracht van de school, zodat zij zich gehoord voelen en mede-eigenaar zijn;
Maak een concept als democratie concreet door deze in eerste instantie te vertalen naar herkenbare contexten en voorbeelden. Denk hierbij aan voorbeelden als de leerlingenraad die invloed op het schoolbeleid kan uitoefenen of de jongerendemonstraties tegen klimaatverandering;
Laat zien wat democratische besluitvorming voor het persoonlijke leven van jongeren betekent en waar ze op deze leeftijd al inspraak op kunnen hebben;
Boots besluitvormingsprocessen na waarbij verschillende vormen van machtsuitoefening, inspraak en discussievorming ingezet worden. Dit kan al toegepast worden bij iets simpels als de besluitvorming over waar het volgende klassenuitje naartoe moet gaan;
Bied persoonlijke verhalen over dictatuur, onderdrukking en onvrijheid aan, bijvoorbeeld via het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO2-heden of Na de Oorlog. Praktijkverhalen over oorlog en onvrijheid helpen jongeren te reflecteren op hoe wij ons nu verhouden tot (on)vrijheid, rechtsvaardigheid, democratie en menselijkheid;
Toon positieve voorbeelden en rolmodellen om te laten zien wat mogelijk is op het gebied van democratische besluitvorming en vrijheid;
Laat zien dat democratie en politiek leuk kan zijn! Laat leerlingen of studenten bijvoorbeeld video’s zien van Arjen Lubach of Even tot Hier, de stemwijzer invullen of debatten naspelen.