Soms gebeuren er dingen in je leven waar je NEE tegen zegt.
Je maakt dingen mee die je echt niet wilt. Iets waar je helemaal op tegen bent. Onrecht. Je wilt er iets tegen doen. Dan kom je in verzet. Bijvoorbeeld tegen dierenmishandeling, tegen je ouders of begeleiders, tegen machtsmisbruik of tegen de aardgaswinning in Groningen.
Verzet, inzet en onrecht
Je kunt in verzet gaan tegen iets, maar je kunt ook in verzet gaan door iets voor een ander te doen. Je verzet je dan tegen onrecht en zet je tegelijk in voor een ander. Bijvoorbeeld voor je oma, voor de buurt, voor je collega of voor dieren.
Wanneer mensen onrecht meemaken of iets wat ze echt niet willen, reageren ze verschillend. Sommige mensen worden ontzettend boos en reageren daarom met agressie. Anderen worden onverschillig, want ‘je kunt er toch niks tegen doen’. Je hebt ook mensen die even ademhalen en nadenken hoe ze tegen onrecht in verzet kunnen komen. Toch gebeurt het ook vaak dat je dichtklapt wanneer je iets meemaakt of ziet gebeuren dat je niet fijn vindt. Het is namelijk lang niet altijd makkelijk om in verzet te komen.
Wat zou jij doen? Maak de quiz en kom erachter!
In de onderstaande quiz krijg je 10 situaties voorgelegd. Welke keuzes maak jij? Schrijf de antwoorden op en check onderaan de quiz de uitslag.
1. Rayan is geweigerd bij een sollicitatie voor een stage. In een mail, die het bedrijf per ongeluk naar hem had verstuurd, las hij: “Dat is een Marokkaan, die moeten we hier niet.”
A Ik vind dat het bedrijf zelf mag kiezen wie ze aannemen.
B Ik vind dat het bedrijf een boete moet krijgen.
C Ik vind dat deze gebeurtenis online gedeeld moet worden, zodat iedereen weet wat voor stom bedrijf het is.
—
2. Jeffrey komt op straat iemand tegen met een Aziatisch uiterlijk. Voor de grap zegt hij: “Sambal bij?”
A Ik vind dat dit moet kunnen, het is gewoon een leuk grapje.
B Het maakt me niet zoveel uit, tegen mij zeggen ze op straat ook wel eens grappig bedoelde dingen.
C Ik vind het discriminerend en daarom vind ik dit niet kunnen.
—
3. Je buurman draait regelmatig tot laat in de avond harde muziek, terwijl jij er doordeweeks vroeg uit moet om naar stage te gaan.
A Ik laat hem zijn muziek dragen, ik doe wel een koptelefoon op zodat ik er niet zo’n last van heb.
B Ik spreek hem niet aan, want zelf veroorzaak ik ook vast wel eens geluidsoverlast.
C Ik ga met mijn buurman praten om te zeggen dat ik er last van heb.
—
4. Je hoort op de televisie dat een politicus met de dood wordt bedreigd.
A Als de politicus bedreigd wordt, zal hij/zij het er wel zelf naar gemaakt hebben.
B Hij/zij weet dat dit als politicus kan gebeuren. Dreigen hoort erbij.
C Ik vind het afschuwelijk. Iemand dood wensen valt niet goed te praten.
—
5. Je bent met vrienden naar een voetbalwedstrijd. Een paar van je vrienden maken oerwoudgeluiden als er een zwarte speler aan de bal komt.
A Ik zeg er niks van. Ze verdienen genoeg geld, dus ze moeten hier maar gewoon tegen kunnen.
B Ik probeer ergens anders te gaan zitten zodat mensen mij er niet op aankijken.
C Ik spreek mijn vrienden erop aan hoe racistisch dit is en dat ik het niet oké vind.
—
6. In de rij bij de kassa probeert een vrouw stiekem voor te dringen.
A Ik duw haar met mijn karretje terug de rij in.
B Ik laat haar en maak van de gelegenheid gebruik om nog even een laatste aanbieding te pakken.
C Ik zeg: “Heeft u soms haast?” en neem mijn eigen plek weer in.
—
7. Je vindt dat je op school oneerlijk behandeld bent door een docent.
A Je laat het voor wat het is. Als student heb je toch weinig te vertellen.
B Je wacht de docent na schooltijd op en wordt ontzettend boos op haar.
C Je maakt een afspraak zodat je uit kunt leggen waarom je het oneerlijk vindt.
—
8. In jouw klas wordt veel geroddeld over een bepaalde klasgenoot. Je ziet dat hij er last van heeft en zich steeds meer terugtrekt.
A Ik laat het gebeuren, want straks beginnen ze daarna over mij te roddelen.
B Ik leg contact met de klasgenoot om een keer wat te gaan drinken.
C Op een dag waarop de klasgenoot niet aanwezig is, zeg je in de klas dat het roddelen moet kappen.
—
9. Je moet tijdens je stage allerlei klusjes doen die helemaal niets met de opleiding te maken hebben.
A Ik zeg er niet van, want straks geeft mijn begeleider me een slechte beoordeling.
B Ik bespreek de situatie eerst met mijn klasgenoten, misschien overdrijf ik wel.
C Ik zeg tegen mijn begeleider dat ik het niet meer doe en geef hier argumenten bij.
—
10. Vlakbij jou in de buurt wordt een grote groep asielzoekers opgevangen.
A Ik wil het niet. Nederlands is te vol en we kunnen niet iedereen opvangen.
B Ik maak me zorgen over de veiligheid. Wat zijn dat precies voor mensen?
C Ik ben er oké mee, want we moeten mensen die vluchten voor oorlog helpen.
UITSLAG
Tel hoeveel keer je elk antwoord (a, b of c) hebt gegeven en check hieronder de uitslag:
Meest gekozen:
antwoord A
Jij zegt niet vaak NEE. Het maakt je niet zoveel uit wat er om je heen gebeurt – je blijft relaxt. Je vindt misschien dat een geintje, dat ten koste gaat van een ander, moet kunnen en dat er soms wel wat teveel gezeurd wordt over van alles en nog wat. Toch is het goed dat je soms voor jezelf of voor anderen in verzet komt.
Meest gekozen:
antwoord B
Jij komt soms in verzet, maar je kijkt ook vaak eerst even de kat uit de boom. Verzet betekent soms conflicten aangaan en risico’s nemen, en dat kan best spannend zijn. Misschien voel jij je machteloos en denk je dat er niets aan te doen is. Toch kan het goed zijn om ergens over te praten in plaats van het voor jezelf te houden.
Meest gekozen:
antwoord C
Jij kunt makkelijk NEE zeggen als jezelf of anderen onrecht wordt aangedaan. Voor jou is het onbegrijpelijk dat anderen niets doen. In verzet komen is niet makkelijk, want reacties kunnen fel zijn. Voor jou hoort het er gewoon bij. Acties die humor hebben en geweldloos zijn, hebben de meeste kans op succes.