Het was mede aanleiding voor nieuwe verhoudingen in de wereld en bijvoorbeeld voor verschillende verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Niet alleen tijdens herdenkingen, maar ook in de manier waarop er over mensenrechten en samenleven wordt gedacht. Om jongeren te helpen om verantwoordelijke en democratische burgers te worden, is een goed begrip van onze samenleving belangrijk. Dat is een van de kernelementen van burgerschap. Kennis van het verleden en begrijpen waardoor zoiets als de Holocaust kon ontstaan helpt daarbij. Maar lesgeven over dit onderwerp luistert nauw; dit artikel wil een aantal handvatten daarvoor bieden.
Wat is de betekenis van de Holocaust voor onze tijd?
Onderwijs over de Holocaust biedt goede mogelijkheden om kritisch denken, maatschappelijk bewustzijn en persoonlijke groei te stimuleren. Antisemitisme en vreemdelingenhaat bestaan nog steeds, genociden zijn ook na 1945 wereldwijd voorgekomen, de voortdurende vluchtelingencrisis en oplevend nationalisme bedreigen democratische normen en waarden. Hoewel de Holocaust uniek was in tijd en plaats, kunnen docenten met hun leerlingen nadenken over de werking van de rechtsstaat, over individuele en collectieve verantwoordelijkheden of over actief burgerschap. Onderwijs over de Holocaust kan de rol van historische, sociale, religieuze, politieke en economische factoren in de aantasting en desintegratie van democratische waarden en mensenrechten illustreren. Dat kan weer leiden tot reflectie over het belang van de rechtsstaat en democratische instellingen of over de verhouding tussen stereotypen, vooroordelen, zondebokken, discriminatie, vervolging en genocide.
Gebruik goede didactische en pedagogische tools
Lesgeven over de Holocaust kan jongeren uitdagen om na te denken over menselijk gedrag. Leerlingen kunnen zich defensief opstellen, negatieve gevoelens hebben of onwil tonen om dieper in te gaan op de geschiedenis van de Holocaust. In een pluriforme klas vertegenwoordigen leerlingen verschillende ideeën, religies, culturen en sociale omgevingen. Iedereen brengt zijn of haar eigen achtergrond, vooroordelen, persoonlijke emoties en zorgen mee. Ook kunnen actuele politieke kwesties van invloed zijn op de manier waarop leerlingen over de Holocaust denken. Het is belangrijk om met alle leerlingen in gesprek te gaan. Confronteer leerlingen waar nodig met de feiten en probeer verdraaiing van de werkelijkheid te voorkomen. Vraag bijvoorbeeld waar leerlingen bepaalde meningen op baseren. Bij gevoelige thema’s kun je de-escalerende strategieën gebruiken voordat je echt op de inhoud ingaat, bijvoorbeeld door eerst met de klas gemeenschappelijke waarden vast te stellen waar iedereen het over eens is.
Onderbouwleerlingen zijn gevoeliger voor individuele verhalen over slachtoffers, ontsnappingen of een redding. Oudere leerlingen hebben meer interesse voor complexer en uitdagender materiaal met meer gebruik van geschikte primaire bronnen. Enkel kennisoverdracht is niet altijd het meest geschikte middel: laat leerlingen – op basis van bronnenmateriaal – zelf onderzoek doen. Onderzoek andere gevallen van genocide, racisme, slavernij, vervolging of kolonialisme, met aandacht voor het verschil tussen ‘vergelijken’ en ‘gelijkstellen met’. En voorkom een competitie in slachtofferschap. Kies teksten, beeldfragmenten en afbeeldingen met zorg uit: het gebruik van schokkende beelden om leerlingen te laten inzien hoe ‘erg’ de Holocaust was, heeft soms een averechts effect. Het kan stereotiepe beelden van Joden als slachtoffers versterken. Bovendien hebben veel jongeren die zelf een traumatische levenservaring of familiegeschiedenis kennen, moeite om naar dergelijke beelden te kijken, al zullen ze dat niet altijd tonen. Wees voorzichtig met inlevingsopdrachten; deze kunnen ertoe leiden dat leerlingen zich te veel identificeren met de geschiedenis. Een laatste valkuil is dat het tonen van dode lichamen of andere geweldsbeelden kan leiden tot een fascinatie met geweld, in plaats van tot een beter begrip van de geschiedenis.
Docenten gebruiken veel beeldmateriaal: films, documentaires, stripverhalen, games, etc. Het zien van beelden is motiverend voor leerlingen omdat ze de ervaring van historische sensatie oproepen of empathie kunnen genereren. Bedenk wel dat de meeste speelfilms over de Holocaust (deels) fictieve verhalen vertellen: ze kunnen het onderwijs niet vervangen. The Boy in the Striped Pyjamas is bijvoorbeeld een roman/speelfilm die weinig van doen heeft met de historische realiteit. Een vergelijking tussen de werkelijkheid en de film kan wel weer interessant zijn. Voor goed beeldmateriaal kun je terecht op de sites van oorlogs- en Holocaustmusea. Op Internet is uiteraard veel bronnenmateriaal te vinden; gebruik de IHRA International Directory of Holocaust Organizations om nuttige websites te vinden voor bronnen. Het overzicht: https://holocaustremembrance.com/stories/five-resources-teaching-and-learning-about-roma-genocide biedt lesmateriaal over de genocide op de Roma en Sinti.
Persoonlijke verhalen helpen leerlingen om empathie te ontwikkelen
Persoonlijke verhalen bieden leerlingen de kans om de slachtoffers van de Holocaust als individuen te zien. Veel docenten hebben moeite om de omvang van de Holocaust enkel aan de hand van getallen uit te leggen. Nadruk leggen op ‘zes miljoen slachtoffers’ kan voor afstand zorgen. Gebruik liever getuigenissen van overlevenden om de menselijke kant te laten zien. Door persoonlijke ervaringen van slachtoffers ervaren leerlingen dat een ‘getal’ voor een echt persoon staat, met een leven, familie, vrienden en een beroep.
Er zijn nog steeds ooggetuigen van de Holocaust in leven. Ook latere generaties oorlogsslachtoffers kunnen in gastlessen vertellen over de doorwerking van historische gebeurtenissen in hun families. Als je een overlevende of getuige uitnodigt in de klas, zorg dan voor een goede voorbereiding van het gesprek. Bedenk dat de ontmoeting met getuigen slechts één middel is om historische kennis over te dragen. Verdiep je van tevoren in het levensverhaal van de persoon, en laat leerlingen vragen stellen over het leven van de gast of de familie vóór en na de Holocaust.
Waarom plegen mensen ’genocide’?
Genociden zijn helaas onderdeel van de menselijke geschiedenis. Onderwijs over de Holocaust zou moeten benadrukken dat genociden geen spontane of onvermijdelijke gebeurtenissen zijn. De Holocaust heeft aangetoond hoe een staat kan toewerken naar massamoord, met behulp van bureaucratische structuren, technische expertise en met medewerking van verschillende mensen. Beschrijf het proces van discriminatie, uitsluiting, vervolging, deportatie en genocide. Vaak helpt het model van de Amerikaanse genocidedeskundige Gregory Stanton daarbij: genocide is volgens hem een proces dat zich voltrekt in acht à tien afzonderlijke fases. Via een ‘classificatie’(wij-zij-denken), ‘polarisatie’ en ‘symbolisatie’ (gele Davidsster), wordt langzaam maar zeker de menselijkheid van een bevolkingsgroep ontkend. Als de staat gebruik gaat maken van geweld jegens deze groep, kan dit (bewust) ontaarden in de organisatie van segregatie en/of deportatie. In enkele gevallen volgt daarna genocide op de bevolkingsgroep die als ‘onmenselijk’ is gedefinieerd. Bijna altijd – de laatste fase – proberen daders de misdaden te ontkennen. Een (solide) vergelijking met andere samenzweringstheorieën kan interessant zijn.
Leerlingen hebben vaak het idee dat de moordenaars uitsluitend slechte of psychopathische mensen waren of in ieder geval overtuigde nazi’s. Of ze menen dat de daders wel moesten meedoen met de vervolgingen: anders zouden ze worden gestraft. De werkelijkheid is complexer: sommigen weigerden om mee te werken aan de massale schietpartijen en werden daarvoor niet of nauwelijks bestraft (soms werden ze overgeplaatst). Belangrijke redenen waarom men meedeed aan de misdaden: groepsdruk, ambitie of plichtsbesef.
De Holocaust is een historische gebeurtenis
De Holocaust kan het beste kan worden begrepen door middel van een goede historische contextualisering: beschrijf in de lessen het proces van discriminatie, uitsluiting, vervolging, deportatie en genocide, vanaf de opkomst van Hitler in 1933 tot en met de bevrijding van de kampen in 1944 en 1945. Belangrijke vragen daarbij zijn: Wat waren de belangrijkste fasen, keerpunten en beslissingen in het proces van de genocide? Op welke wijze en waarom namen mensen deel aan deze misdaden of werden medeplichtig? Daarbij kan aandacht worden besteed aan de geschiedenis van antisemitisme, de invloed van de Eerste Wereldoorlog, de nazi-ideologie en de rol van propaganda, het Joodse verzet (bijvoorbeeld in Warschau), of de uitdagingen van Holocaust-overlevenden na de oorlog.
Goed en nauwkeurig taalgebruik helpt leerlingen om generalisaties te vermijden. Door de termen ‘Holocaust’ en ‘Shoah’ te bespreken zorg je vanaf het begin voor duidelijkheid. Daarnaast worden veel termen (‘Endlösung’ of ‘Joods vraagstuk’) gebruikt die destijds door de nazi’s zijn gecreëerd en toegepast. Hiermee wordt de taal van de daders overgenomen, wat niet de bedoeling is. Rekening houden met de complexiteit van de historische gebeurtenissen voorkomt een te simpele voorstelling van de geschiedenis. Voor een degelijke historische context, zie David Cesarani: Endlösung. Het lot van de Joden 1933-1949 (2018).
Daders én slachtoffers, helpers én omstanders
Om de Holocaust goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk dat leerlingen de verschillende rollen zien die mensen innamen: dader, slachtoffer, helper of omstander. Deze rollen konden elkaar in werkelijkheid natuurlijk overlappen. Holocaustoverlevende Elie Wiesel zei bij de oprichting van het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM) in Washington dat met name de rol van de omstanders belangrijk is om te begrijpen. Omdat omstanders verzuimden om in te grijpen, aldus Wiesel, werden ze medeplichtig (zie Elie Wiesel, Nacht (Meulenhoff).
Help leerlingen om te begrijpen dat de Holocaust door mensen is uitgevoerd. Zeggen dat de meeste daders sadistische psychopaten of ‘intens slecht’ waren, is niet juist en evenmin een afdoende verklaring voor de Holocaust. In plaats daarvan is het van belang om andere vragen te stellen: hoe is het mogelijk dat ‘gewone mensen’ zulke misdaden begingen, ook tegen vrouwen en kinderen? En: Welke groepen werden het slachtoffer van nazivervolging en massamoord? Waarom deze en wat waren de gevolgen? Wie waren er verantwoordelijk en medeplichtig en wat waren hun beweegredenen? Wie probeerden Joden te helpen en waarom?
Het is belangrijk dat de Holocaust niet alleen wordt gezien vanuit het perspectief van de daders. Joden en andere slachtoffers waren echte mensen met hun eigen geschiedenis; niet alleen passieve slachtoffers van massamoord. Je kunt laten zien dat een kleine en goed geassimileerde minderheid (in Duitsland minder dan 1% van de bevolking) toch slachtoffer kon worden van vervolging. Volgens de nazipropaganda waren Joden rijk, machtig en dominant. In werkelijkheid waren de meeste Joden (zeker in Oost-Europa) zeer arm. Sinti en Roma (‘zigeuners’) werden in heel Europa gewantrouwd en aangemerkt als ‘criminelen’. Vermijd ook hier stereotypen: niet alle redders waren heldhaftig of goed, niet alle omstanders apathisch, niet alle daders sadistisch, niet alle slachtoffers machteloos.
Betrek leerlingen bij nationale en lokale herdenkingen en bezoek musea
Evenementen zoals lokale herdenkingsdagen, Holocaust Memorial Day (27 januari) of de Nationale Dodenherdenking (4 mei) bieden mogelijkheden voor overdracht tussen generaties. Ze moedigen discussies aan onder familieleden over verwante hedendaagse kwesties en dragen bij aan andere vormen van gemeenschapsleren. Leren over de Holocaust kan ook plaatsvinden buiten het klaslokaal, en herdenkingen kunnen zelf het onderwerp van onderzoek en onderwijs zijn. Bezoek lokale of regionale musea of monumenten. Laat leerlingen nadenken over hoe culturele invloeden het collectieve geheugen en gedenken vormgeven. Laat hen nadenken over hoe hun eigen gemeenschap kijkt naar het verleden. Een goede mogelijkheid biedt het project Adopteer een monument van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Leerlingen ontdekken het verhaal achter een oorlogsmonument in hun buurt waardoor de lokale oorlogsgeschiedenis meer gaat leven. Ze leren nadenken over waarom het belangrijk is om de verhalen uit de oorlog door te geven. Door onderzoek te doen naar een monument of oorlogsgraf of zelf een herdenking te organiseren raken leerlingen betrokken bij deze geschiedenis.